Ritmes in de mens / Rudolf steiner
Twee voordrachten door Rudof Steiner gehouden in Berlijn in december 1908 en januari 1909. Met zijn geestelijke vermogens onderzocht hij de innerlijke ritmes van de mens. Zijn uitgangspunt was dat men de mens alleen leert kennen uit de opbouw van zijn vier wezensdelen: het fysieke, het ether, het astraallichaam en het Ik – het ritme van het dag-Ik en het nacht-Ik. Aan de orde komen onder andere de ontwikkelingsgang van de mensheid vanaf de oertijd tot Steiners tijd met schouwen in de toekomst, en de grote verschillen die door de eeuwen heen zijn ontstaan door de evolutie van de mens. Verder het bestaan van engelen, aartsengelen en oerkrachten die op de maan, de zon en Saturnus hun menselijke trap hebben doorgemaakt. De mens is als microkosmos een afspiegeling van de grote kosmische verhoudingen. De kringloop in getallen van uren, dagen, maanden komt eveneens aan bod. Met een veelheid aan woorden dringt Steiner door in deze ingewikkelde materie. Achterin aantekeningen over verslagen en meer titels in de reeks 'Kleine Steiners'. Voor niet-antroposofen een minder toegankelijk boekje dan ander werk van Steiner.
(Recensie: K. de Jong-v.d. Bosse)